Leven: een kostbaar geschenk
Sara is radeloos. Ze is zwanger, maar wil absoluut niet dat het openbaar komt. In stilte overweegt ze om het kindje weg te laten halen. De eerste afspraak bij de abortuskliniek valt mee, het zijn aardige mensen. Ze krijgt enkele dagen bedenktijd. Wat zal ze doen?
Ieder mens wil leven. Het leven is een geschenk van God, een kostbaar bezit. De Bijbel maakt ons duidelijk dat een mens gemaakt is om te leven en niet voor de dood. God heeft jouw leven bedoeld. Maar Hij is ook de Eigenaar. Wij kunnen en mogen niet zelf over ons leven beslissen. Doodslag wordt daarom in de Bijbel sterk veroordeeld. 'Vergiet iemand het bloed van de mens, door de mens zal diens bloed vergoten worden; want naar het beeld van God heeft Hij de mens gemaakt.’ (Genesis 9:6)
Waarschijnlijk heb jij niet echt iemand doodgeslagen. Toch kunnen ook jouw blikken iemand doden. En wat kunnen je woorden, gedachten, gebaren ook vol haat zijn! Er zijn voorbeelden genoeg hoe pesten iemands leven kapot kan maken. Of heb jij de ander echt hartelijk lief?
De straf voor doodslag werd in het Oude Testament niet uitgevoerd door een overheid, maar overgelaten aan de familie van de dode. Voor de dode mocht een ander worden gedood. We noemen dit bloedwraak.
Als iemand niet opzettelijk iemand had gedood (bijvoorbeeld door een ongeluk), dan kon diegene vluchten naar een ‘vrijstad’. Daar was de doodslager veilig en hoefde hij niet gedood te worden. 'Dan moet u voor uzelf steden kiezen die u tot vrijsteden zullen dienen, zodat iemand die een doodslag begaan heeft, die zonder opzet iemand om het leven gebracht heeft, daarheen zou kunnen vluchten.’ (Numeri 35:11)
Met dit gebod verbiedt de Bijbel ook onze haat en liefdeloosheid. ‘Ieder die zijn broeder haat, is een moordenaar; en u weet dat geen moordenaar het eeuwige leven blijvend in zich heeft.’ (1 Johannes 3:15)
De opdracht vanuit dit gebod is om onze naaste lief te hebben en vriendelijk en geduldig met hem om te gaan, zelfs met onze vijanden. ‘Maar Ik zeg u: Heb uw vijanden lief; zegen hen die u vervloeken; doe goed aan hen die u haten; en bid voor hen die u beledigen en u vervolgen.’ (Mattheüs 5:44)