Niet vloeken maar loven
Spurgeon zat eens naast een man die steeds vloekte. Het misbruiken van Gods Naam deed Spurgeon zeer. De vloeker deed zijn hoed af. Op dat moment las Spurgeon in de binnenkant van de hoed een naam: ‘Smith’. Het bracht hem op een idee.
Telkens wanneer de man vloekte, zei Spurgeon: ‘Smith, Smith zeg!’ Meneer Smith werd dit zat. ‘Waarom noemt u mijn naam als u mij niet nodig hebt?’ vroeg hij. Spurgeon antwoordde: ‘Waarom noemt u de Naam van mijn God als u Hem niet nodig hebt?’ De man begreep het en stopte met vloeken.
In het derde gebod van de Tien Geboden geeft God ons de opdracht: ‘U zult de Naam van de HEERE, uw God, niet ijdel gebruiken, want de HEERE zal niet voor onschuldig houden wie Zijn Naam ijdel gebruikt.’ (Exodus 20:7) Dat betekent dat we Gods Naam niet nutteloos mogen gebruiken. De Heere heeft ons lippen gegeven om daarmee God groot te maken. Door de zondeval zijn we niet meer Godlovers, maar Godvloekers.
Ondanks de zondeval maakt de Heere Zichzelf bekend aan Godvloekers. Dat doet Hij door Zijn Naam bekend te maken. Gods Namen vertellen ons Wie Hij is. Lees maar mee in de Bijbel:
De Heere noemt voor de eerste keer Zijn Naam als Hij aan Mozes verschijnt bij de brandende braambos: ‘En God zeide tot Mozes: IK ZAL ZIJN DIE IK ZIJN ZAL.’ (Exodus 3:14a) Dit betekent: Ik ben erbij. De Heere is aanwezig in het leven van mensen.
Als Mozes op de berg Sinaï is, verschijnt de Heere opnieuw aan hem. De Heere vertelt ook nu aan Mozes Wie Hij is: ‘HEERE, HEERE, God, barmhartig en genadig, geduldig en rijk aan goedertierenheid en trouw.’ (Exodus 34:6b)
Hoe roep jij de Naam van de Heere aan? Onbedachtzaam, zoals meneer Smith? Of vanuit de rijke belofte uit Joël 2:32a? Daar staat: ‘Het zal geschieden dat ieder die de Naam van de HEERE zal aanroepen, behouden zal worden.’
Wie God niet looft, vloekt Hem. Misschien denk je: dat vind ik wel erg sterk gezegd. Ik moet bekennen dat ik God niet loof, maar Hem vloeken doe ik toch ook niet… Maar denk je dan dat je ‘fatsoenlijk onbekeerd’ kunt zijn? Jezus is radicaal: ‘Wie met Mij niet is, die is tegen Mij.’ Dat geldt ook voor hoe wij omgaan met Zijn Naam.