Leer mij, HEERE, Uw weg, ik zal in Uw waarheid wandelen, maak mijn hart één om Uw Naam te vrezen.
God leren kennen
Dr. J.I. Packer
Meer informatie“Het was alsof God in een stormwind kwam. Het huis schudde door de kracht van het gebed en Gods aanwezigheid. Niemand kon een woord uitbrengen. Wat kon je zeggen? ‘Wees stil en weet dat ik God ben’, dat was wat er gezegd werd.”
Dat vertelde een man die in 1949 een opwekking meemaakte op de Hebriden, een eilandengroep in Noord-Schotland. Een opwekking kun je omschrijven als een tijd waarin God zich op een bijzondere manier laat zien. Ineens gaan mensen merken dat Hij de levende en heilige God is. Alsof de zon door de wolken breekt.
Alle mensen die zo’n opwekking hebben meegemaakt, hebben het over het ontzag voor God dat ze toen voelden. Bij een opwekking gaan mensen ineens zien hoe heilig God is, daarom hebben ze een diep verdriet over hun zonde. Op de Hebriden vielen mensen op straat en smeekten God om genade. Iemand die deze opwekking meemaakte, zei: “Het gras onder mijn voeten en de rotsen om me heen leken te roepen: ‘Vlucht naar Christus, neem de toevlucht tot Hem.’”
Hetzelfde zie je in de Bijbel. Als de Heere God zich openbaart, zorgt dat bij mensen voor diep ontzag, voor de ‘vreze des Heeren’. Als de HEERE zich laat zien aan Jesaja, roept de profeet uit: “Toen zei ik: Wee mij, want ik verga! Ik ben immers een man met onreine lippen en woon te midden van een volk met onreine lippen. Mijn ogen hebben namelijk de Koning, de HEERE van de legermachten, gezien.” Als Johannes op Patmos de Heere Jezus ziet in Zijn heerlijkheid en majesteit, valt hij ‘als dood aan Zijn voeten’ (Openbaring 1:17).
Leer mij, HEERE, Uw weg, ik zal in Uw waarheid wandelen, maak mijn hart één om Uw Naam te vrezen.
Op Hem zal de Geest van de HEERE rusten: de Geest van wijsheid en inzicht, de Geest van raad en sterkte, de Geest van de kennis en de vreze des HEEREN.
Omdat wij dan deze beloften hebben, geliefden, laten wij onszelf reinigen van alle bezoedeling van vlees en geest, en de heiliging volbrengen in het vrezen van God.
Laten wij daarom, omdat wij een onwankelbaar Koninkrijk ontvangen, aan de genade vasthouden en daardoor God dienen op een Hem welgevallige wijze, met ontzag en eerbied.
In de Dordtse Leeregels zie je goed dat de werking van Gods genade samengaat met eerbied, ontzag en de ‘vreze des Heeren’. Zo wordt de Heere God beschreven als een ‘ontzagwekkende, onberispelijke en rechtvaardige rechter en wreker van de zonde’ (hoofdstuk 1, artikel 15).
In artikel 7 van hoofdstuk 5 gaat het over de werking van Gods genade in Gods kinderen. Zij aanbidden Gods ontferming en trouw en richten zich op hun zaligheid in ‘vrees en beven’, met ontzag voor Gods genade in de Heere Jezus Christus.
In vraag en antwoord 94 van de Heidelberger Catechismus gaat het over het eerste gebod van de tien geboden: “Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben.” Dat betekent onder andere dat een gelovige alleen op de Heere God vertrouwt en Hem liefheeft met het hele hart en Hem ook vreest en eert.
1 U moet alle geboden die ik u heden gebied, nauwlettend in acht nemen, opdat u leeft, talrijk wordt en het land dat de HEERE uw vaderen onder ede beloofd heeft, binnengaat en in bezit neemt.
2 Ook moet u heel de weg in gedachten houden waarop de HEERE, uw God, u deze veertig jaar in de woestijn geleid heeft, opdat Hij u zou verootmoedigen, en u op de proef zou stellen om te weten wat er in uw hart was, of u Zijn geboden in acht zou nemen of niet.
3 Hij verootmoedigde u, Hij liet u hongerlijden en Hij liet u het manna eten, dat u niet kende en ook uw vaderen niet gekend hadden, om u te laten weten dat de mens niet alleen van brood leeft, maar dat de mens leeft van alles wat uit de mond van de HEERE komt.
4 De kleren die u droeg zijn niet versleten en uw voet raakte niet opgezwollen in deze veertig jaar.
5 Weet dan in uw hart dat de HEERE, uw God, u gehoorzaamheid bijbrengt zoals een man zijn zoon gehoorzaamheid bijbrengt,
6 en neem de geboden van de HEERE, uw God, in acht door in Zijn wegen te gaan en door Hem te vrezen.
1 Want er zal een Twijgje opgroeien uit de afgehouwen stronk van Isaï,
en een Loot uit zijn wortels zal vrucht voortbrengen.
2 Op Hem zal de Geest van de HEERE rusten:
de Geest van wijsheid en inzicht,
de Geest van raad en sterkte,
de Geest van de kennis en de vreze des HEEREN.
3 Zijn ruiken zal zijn in de vreze des HEEREN.
Hij zal niet oordelen naar wat Zijn ogen zien
en Hij zal niet vonnissen naar wat Zijn oren horen.
4 Hij zal de armen recht doen in gerechtigheid
en de zachtmoedigen van het land zal Hij met rechtvaardigheid vonnissen.
Maar Hij zal de aarde slaan met de roede van Zijn mond
en met de adem van Zijn lippen zal Hij de goddeloze doden.
5 Want gerechtigheid zal de gordel om Zijn heupen zijn,
en de waarheid de gordel om Zijn middel.
Wiens hulp hebben wij nodig om de vreze des HEEREN in praktijk te brengen (vers 2)?
1 Mijn zoon, als je mijn woorden aanneemt,
en mijn geboden bij je opbergt,
2 om je oor acht te doen slaan op de wijsheid,
als je je hart neigt naar het inzicht,
3 ja, als je roept om het verstand,
je stem laat klinken om inzicht,
4 als je het zoekt als zilver,
het naspeurt als verborgen schatten,
5 dan zul je de vreze des HEEREN begrijpen,
de kennis van God vinden.
6 De HEERE geeft immers wijsheid,
uit Zijn mond komen kennis en inzicht.
De vreze des HEEREN heeft niet alleen te maken met wat je doet (zie dag 1), ook met wat je denkt en hoe je denkt. Het is denken op het allerhoogste niveau, want het gaat om kennis van God (vers 6). Hoe kun je die kennis krijgen (vers 1-4)?
10 Vrees de HEERE, u, Zijn heiligen, jod
want wie Hem vrezen, hebben geen gebrek.
11 Jonge leeuwen lijden armoede en honger, kaph
maar wie de HEERE zoeken, hebben geen gebrek aan enig goed.
12 Kom, kinderen, luister naar mij, lamed
ik zal jullie de vreze des HEEREN leren.
13 Wie is de man die vreugde vindt in het leven, mem
die dagen liefheeft om het goede te zien?
14 Behoed je tong voor het kwaad nun
en je lippen voor het spreken van bedrog.
15 Keer je af van het kwaad en doe het goede; samech
zoek de vrede en jaag die na.
13 Omgord daarom de lendenen van uw verstand, wees nuchter en hoop volkomen op de genade die u gebracht wordt in de openbaring van Jezus Christus.
14 Word als gehoorzame kinderen niet gelijkvormig aan de begeerten die er vroeger in de tijd van uw onwetendheid waren.
15 Maar zoals Hij Die u geroepen heeft, heilig is, word zo ook zelf heilig in heel uw levenswandel,
16 want er staat geschreven: Wees heilig, want Ik ben heilig.
17 En als u Hem als Vader aanroept Die zonder aanzien des persoons naar ieders werk oordeelt, wandel dan in de vreze des Heeren, gedurende de tijd van uw vreemdelingschap,
18 in de wetenschap dat u niet met vergankelijke dingen, zilver of goud, vrijgekocht bent van uw zinloze levenswandel, die u door de vaderen overgeleverd is,
19 maar met het kostbaar bloed van Christus, als van een smetteloos en onbevlekt Lam.
Petrus schrijft: Wandel in de vreze des Heeren (vers 17). Wat bedoelt Petrus hiermee en waarom geeft hij die opdracht (vers 15 en 16)?
1 Kinderen, wees je ouders gehoorzaam in de Heere, want dat is juist.
2 Eer je vader en moeder (dat is het eerste gebod met een belofte),
3 opdat het je goed gaat en je lang leeft op de aarde.
4 En vaders, wek geen toorn bij uw kinderen op, maar voed hen op in de onderwijzing en de terechtwijzing van de Heere.
Efeze 5:21 vormt de inleiding op wat Paulus daarna gaat schrijven. Met gehoorzaam zijn ‘in de Heere’ (Efeze 6:1), bedoelt hij daarom gehoorzaam zijn ‘in de vreze des Heeren’. Wat komt eerst, denk je: ‘gehoorzaam zijn’ of ‘de Heere vrezen’?
14 Vorm geen ongelijk span met ongelovigen, want wat heeft gerechtigheid gemeenschappelijk met wetteloosheid, en welke gemeenschap is er tussen licht en duisternis?
15 En welke overeenstemming is er tussen Christus en Belial? Of wat deelt een gelovige met een ongelovige?
16 Of welk verband is er tussen de tempel van God en de afgoden? Want u bent de tempel van de levende God, zoals God gezegd heeft: Ik zal in hun midden wonen en onder hen wandelen, en Ik zal hun God zijn en zij zullen Mijn volk zijn.
17 Ga daarom uit hun midden weg en zonder u af, zegt de Heere, en raak het onreine niet aan, en Ik zal u aannemen,
18 en Ik zal u tot een Vader zijn, en u zult Mij tot zonen en dochters zijn, zegt de Heere, de Almachtige.
1 Omdat wij dan deze beloften hebben, geliefden, laten wij onszelf reinigen van alle bezoedeling van vlees en geest, en de heiliging volbrengen in het vrezen van God.
Prof. dr. W.H. Velema
Prof. dr. A. Baars
Ds. J. Westerink
Ds. C.J. Droger
Ds. W. Schinkelshoek
Ds. J. van Amstel
Ds. J.W. Schoonrewoerd
Ds. P. den Butter
Tim Conway
Steve Lawson
In de definitie op de website heb je het volgende kunnen lezen: “Vreze des Heeren betekent een diep ontzag voor de Heere God. Het is je ‘bevend’ verheugen over de genade van een heilig God.”
In een kerkelijke gemeente was een man met een handicap. Zijn verstand was beperkt. Zijn liefde tot God was groot en voor iedereen merkbaar. Hij sprak nooit moeilijke woorden, want die kende hij niet. Voor de dienst waarin het Heilig Avondmaal bediend zou worden, kwam hij bij de kapstok een bekende tegen. “Heb je er ook zo’n zin in?”, vroeg hij. Deze vraag verraste de ander. Nooit eerder had iemand hem dat op die manier gevraagd. Of misschien toch wel, al zingend, maar dan met iets moeilijker woorden: “Wie heeft lust de Heer te vrezen?”
Lees Psalm 2:11-12
Heb jij een vraag bij dit onderwerp? Zijn er dingen onduidelijk? Schroom niet, maar maak gebruik van de mogelijkheid.