De kerk is niet van mensen
Luther had de gewoonte om ‘s avonds, voor hij ging slapen, te bidden: "God, is het mijn kerk of Uw kerk? Als het Uw Kerk is, zorg er dan alstublieft voor. Ik ben moe, ik moet naar bed. Welterusten, mijn God. We zullen elkaar in de morgen weer zien.”
Luther was diep overtuigd van dit geheim: de kerk is niet het eigendom van mensen. Ten diepste behoort de kerk aan God toe, Hij heeft ervoor betaald met het bloed van Zijn eigen zoon. En Hij blijft zorgen voor Zijn kerk, zoals een herder voor zijn kudde schapen zorgt.
Wat bedoelde Luther toen hij voor de ‘kerk’ bad? Wij gebruiken het woord ‘kerk’ tegenwoordig op verschillende manieren: het kan een kerkgebouw zijn, een plaatselijke gemeente, een kerkverband of de wereldwijde kerk. Vaak zeggen we ‘gemeente’ als we een plaatselijke kerk bedoelen en kerk als het over de bovenplaatselijke kerk gaat. Overigens kunnen we de woorden ‘gemeente’ en ‘kerk’ door elkaar gebruiken, want ze bedoelen hetzelfde. Het woord ‘kerk’ zelf staat niet in de Bijbel. Daar komt het woord niet eens in voor! Het komt van het woord ‘kuriake’, dat ‘van de Heere’ betekent. De Bijbel, en in haar spoor onze belijdenis, spreekt over de kerk in een verscheidenheid van vergelijkingen: de kerk als het volk van God, als de kudde van Christus, als het lichaam van Christus en als de tempel van de Heilige Geest.
En over díé kerk had Luther het. De kerk is het volk van God, omdat ze haar bestaan dankt aan Christus Die haar roept, vergadert, beschermt en bewaart. Dat doet Hij vanaf het begin van de wereld en dat zal Hij tot het einde van de tijd doen, door Zijn Woord en Geest. Ze is een schepping van het Evangelie en de Heilige Geest. Overal waar nu het Woord van God verkondigd en geloofd wordt, is God in Christus bezig Zijn kerk te vergaderen. Daarom kon Luther ook rustig gaan slapen. Het kenmerk van alle mensen die Hij roept, is dat ze in Hem geloven door de kracht van de Heilige Geest. Van die gemeente is Christus het Hoofd. De kerk, die wel met een lichaam vergeleken wordt, ontvangt haar kracht van haar Hoofd Christus en ze staat onder Zijn gezag.
Soms wordt er gesproken van een zichtbare en onzichtbare kerk. Bij de onzichtbare kerk horen alleen gelovigen, bij de zichtbare kerk weet je dat niet. Hoewel dit onderscheid in de kerkgeschiedenis wel vaak is gemaakt, is het gereformeerd om dit onderscheid niet zo te maken, alsof er twee verschillende kerken zouden zijn die los van elkaar staan.
We moeten de onzichtbare kerk niet buiten, maar bínnen de kerk zoeken. God weet van degenen die ín de kerk zijn, ook wie er werkelijk ván de kerk zijn. Daarom zien wij de kerk vanuit het verbond: alle gedoopte mensen in de kerk dragen het teken en zegel van de doop en zijn geroepen om in geloof te leven uit Zijn beloften. Ze moeten een leven leiden van geloof en bekering.
Een duidelijk voorbeeld hierbij is het beeld van het visnet in Mattheüs 13:47-50. Er zitten allerlei soorten vissen in het net, maar pas in het laatste oordeel zal duidelijk worden wie de ‘goede’ vissen zijn. We spreken ook wel van ‘tweeërlei kinderen van het verbond'. Samen zijn zij één kerk met daarin verschillende soorten leden: doopleden, belijdende leden, huichelaars, randkerkelijken, enzovoort. Maar het is niet aan ons om de harten te oordelen. We moeten het doen met wat de mond belijdt, en het leven niet tegenspreekt. Naar het oordeel van de liefde mogen we de mensen in de kerk beschouwen als leden van de kerk, en elkaar blijven oproepen tot geloof. De Heere Jezus zal als Rechter oordelen, omdat Hij alleen het hart ziet (vgl. 1 Samuël 16:7b).
Met de kerk van alle tijden en plaatsen belijden we (zoals verwoord in de Apostolische Geloofsbelijdenis) vier eigenschappen van de kerk: ze is één, heilig, katholiek en apostolisch. (1) De kerk hoort niet één te zijn, maar ze is één in Christus. Het is één lichaam, één Geest, één Heere, één God en Vader van allen (Efeze 4). De verscheidenheid binnen de kerk hoeft niet per se in strijd te zijn met de eenheid, maar de verdeeldheid tussen kerkverbanden én binnen kerkverbanden is dat wel. De ware eenheid is namelijk niet allereerst een organisatorische kwestie (hoe de dingen geregeld zijn), maar ligt in de eenheid van het geloof. (2) De kerk is ook heilig. In de Bijbel betekent heilig ‘dat wat aan God toebehoort’. En wat aan God toebehoort moet afgezonderd zijn van de zonde en van de wereld, toegewijd aan Hem. (3) De kerk is ook katholiek. Dat doet je misschien aan de Rooms Katholieke Kerk denken, maar daar heeft het niet mee te maken. Het woord ‘katholiek’ betekent ‘algemeen’ of ‘universeel’. We bedoelen daarmee het geheel van de kerk door alle tijden en over alle plaatsen. Als laatste is de kerk (4) apostolisch. Kort gezegd betekent dat, dat de kerk blijft bij het onderwijs van de apostelen. Wij hebben de ‘Apostolische geloofsbelijdenis’, dat is eigenlijk een samenvatting van hun onderwijs, hoewel het niet door hen gemaakt is.
Als je naar deze vier eigenschappen kijkt, dan weet je dat de kerk dit uit zichzelf niet is. Toch is ze het in Christus. Dat is haar werkelijkheid, en tegelijkertijd haar roeping. Daarom zeggen we: de kerk moet worden wat ze is.
Als je al de verschillende kerken ziet, dan kun je je afvragen wanneer een kerk nu nog ‘kerk’ kan heten. Misschien heb je zelfs wel eens mensen horen zeggen dat ‘dat er geen echte kerk’ meer is. Toch is een echte kerk eenvoudig te herkennen: een kerk buigt zich onder Christus, omdat Hij haar Hoofd is. Dit is terug te zien in de volgende drie kenmerken: de zuivere prediking van het Evangelie, de zuivere bediening van de sacramenten (zoals de Heere Jezus ze heeft ingesteld in de Bijbel) en de uitoefening van de kerkelijke tucht. Kerken die dit niet doen, kunnen eigenlijk geen kerk heten. Ze zijn niet ‘van de Heere’, het zijn onechte of valse kerken. Het is dus belangrijk om als kerk trouw aan het Woord vast te houden om kerk te blijven.