De ambtsnaam van de Heere Jezus
‘Zo waarlijk helpe mij God almachtig.’ Dat zei koning Willem-Alexander tijdens zijn inhuldiging op 30 april 2013. Na een jarenlange voorbereiding was hij er helemaal klaar voor om het ambt van koning over te nemen van zijn moeder.
Jezus had ook een ambt. Hij was niet alleen Koning, maar tegelijk ook Priester en Profeet. Hij had geen jarenlange voorbereiding nodig, zoals een aardse koning. Hij was en is God, samen met God de Vader en God de Heilige Geest.
Een aardse koning wordt ingehuldigd. Dat was bij Jezus niet zo, maar Hij werd wel gedoopt. Johannes de Doper doopte Hem met water. Direct daarna daalde de Heilige Geest op Hem neer in de vorm van een duif. ‘En nadat Jezus gedoopt was, kwam Hij meteen op uit het water; en zie, de hemelen werden voor Hem geopend, en Hij zag de Geest van God als een duif neerdalen en op Zich komen’ (Mattheüs 3:16). Op dat moment wordt Jezus met de Heilige Geest gezalfd. De Geest geeft de Heere Jezus gelijk alles wat Hij nodig heeft om Zijn ambt te vervullen.
Misschien vraag je je af: de Heere Jezus is toch Gods Zoon, waarom moet Hij dan de Heilige Geest nog ontvangen? Dat heeft ermee te maken dat Hij niet alleen Gods Zoon is, maar ook echt mens. Als mens moet Hij in de plaats van Adam alles overdoen wat deze verkeerd heeft gedaan. Daarom heeft Hij als mens de Heilige Geest nodig.
Zoals de Nederlandse koning een voornaam, Willem-Alexander – én een titel – koning – heeft, had de Zaligmaker dat ook: Zijn roepnaam is Jezus. ‘Christus’ is de ambtsnaam van de Heere Jezus. Het betekent ‘Gezalfde’.
Christus werd na Zijn zalving niet alleen Koning. Hij werd ook Profeet en Priester.
Een profeet vertelde aan het volk Israël de wil van God. Nu spreekt Christus als Profeet en Leraar tot ons om ons de wil van God te laten zien.
Een priester offerde voor het volk. Na het offeren bad hij voor hen en zegende hij het volk. Als Priester offert Christus Zichzelf voor onze zonden. In de hemel bidt Hij nu voor de gelovigen. En Hij zegent hen met tijdelijke en eeuwige zegeningen.
Een koning regeert en beschermt een land. Christus is de Koning van het hemelse Koninkrijk. Hij beschermt de gelovigen en brengt hen uiteindelijk in de hemel en op de nieuwe aarde.
In Jesaja 61:1 spreekt Christus over Zijn drie ambten: ‘De Geest van de Heere HEERE is op Mij, omdat de HEERE Mij gezalfd heeft om een blijde boodschap te brengen aan de zachtmoedigen. Hij heeft Mij gezonden om te verbinden de gebrokenen van hart, om voor de gevangenen vrijlating uit te roepen en voor wie gebonden zaten, opening van de gevangenis.’ Je ziet in deze tekst de ambten terugkomen:
als profeet brengt Hij een blijde boodschap;
als Priester verbindt Hij de gebrokenen van hart;
als Koning roept Hij vrijheid en opening van de gevangenis uit.